De voortslepende perikelen rond de vermogensbelasting in box 3 krijgen donderdag een vervolg met een belangrijke uitspraak van de Hoge Raad. Het gaat daarbij om de vraag of het fictieve rendement waar de fiscus mee werkt voor beleggingen van huishoudens, gerechtvaardigd is.

Voor de belasting in box 3 op spaargeld en beleggingen oordeelde de Hoge Raad in 2021 dat het werken met fictieve rendementen voor spaargeld onrechtmatig was, omdat die te veel afweken van daadwerkelijk behaalde spaarrentes.

Het kabinet Rutte voerder daarop overgangswetgeving in om te komen tot een nieuwe heffing op vermogen, die grotendeels gebaseerd is op daadwerkelijk behaalde rendementen. Maar dat nieuwe stelsel treedt op z’n vroegst in 2027 in werking.

Intussen hebben belastingplichtigen nog steeds te maken met fictieve rendementen op respectievelijk spaargeld en beleggingen die jaarlijks worden vastgesteld. Op basis daarvan wordt vervolgens belasting geheven op het inkomen uit vermogen.

Fictief rendement op beleggen in box 3

Een groep belastingplichtigen heeft echter apart bezwaar aangetekend tegen het gebruik van fictieve rendementen voor beleggingen.

De overheid kan donderdag mogelijk miljardentegenvaller gepresenteerd krijgen, als De Hoge Raad oordeelt dat het gebruik van fictieve rendementen voor beleggingen over de belastingjaren van 2017 tot en met 2023 onrechtmatig is geweest.

Als de Hoge Raad in het voordeel van de belastingbetalers oordeelt, kunnen zij bij aanslagen over de voorafgaande jaren een beroep doen op dit arrest.

Eerder waarschuwde de beroepsvereniging van belastingadviseurs dat in dat geval "de Rijksbegroting over de periode 2024-2026 een jaarlijks gat van 4,5 miljard euro zal moeten verwerken".

LEES OOK: Vermogensbelasting box 3 op basis van ‘daadwerkelijk rendement’ sparen en beleggen? IT-ramp voor fiscus dreigt in 2027